Vorige

Verleden, heden & toekomst Romana Vrede

‘Mijn kwetsbaarheid tonen, dat vind ik nog steeds moeilijk’

Niet zeuren, opstaan, doorgaan: met dat levensmotto denderde actrice Romana Vrede het leven door. Tot nu. Een gesprek over verleden, heden en toekomst.

Verleden

“Mijn zus en twee broers wrijf ik graag in dat ik het enige binnenechtelijke kind van onze ouders ben, (lacht). Die trouwden pas toen ze al drie kinderen hadden, daarna werd ik geboren. Van mijn eerste vier levensjaren in Paramaribo herinner ik me alleen wat vage beelden. Het rode bauxiet van de stoffige, onverharde wegen, mijn tantes hond, die gezwellen had, en het moment dat een oom me hoog in de lucht tilde omdat er een zak met levende krabben was uitgescheurd. Ze krioelden over de grond, ik bungelde erboven.
Het huwelijk van mijn ouders duurde niet lang. Toen ik twee was, scheidden ze alweer en nog eens twee jaar later besloot mijn moeder met ons naar Rotterdam te verhuizen. Mijn vader verdween uit ons leven. Ik heb hem nog twee keer gezien, op mijn 12e en op mijn 24e. Mijn moeder liet weleens foto’s zien en sprak met liefde over mijn vader, maar we misten hem niet omdat we met z’n vieren zo’n sterk gezin vormden.
Vóór onze emigratie was mijn moeder nog nooit in Nederland geweest. Ze wist dus niet waar ze aan begon, maar na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 had ze geen vertrouwen in de stabiliteit van ons geboorteland. Ze koos voor veiligheid en voor onze toekomst. Ze was 33 en kwam hier in haar eentje met haar kinderen wonen. Ze had meerdere banen – ze maakte schoon en werd de eerste zwarte, vrouwelijke trambestuurder van Rotterdam – en kon zo met moeite rondkomen.
Ik heb van die struggles weinig meegekregen, daar was ik te klein voor. Ik heb me altijd onbezorgd gevoeld. Maar als je mijn broer zou interviewen, zou hij je vertellen dat er boodschappen werden gedaan van het geld dat hij verdiende met vakkenvullen. En mijn zus zal zeggen dat ze moest schoonmaken en koken, omdat mijn moeder altijd aan het werk was.
Ik weet ook dat zij moesten helpen verhuizen, terwijl ik op scoutingkamp was. Toen ik thuiskwam in ons nieuwe huis, was mijn enige commentaar dat mijn kamer zo klein was. ‘Romana…’ zuchtten ze dan alleen maar, ‘het is ook nooit goed.’ Ik was een prinsesje, een diva – nog steeds wordt dat me weleens verweten.
Zo ben ik ook opgevoed. Mijn moeder is een trotse vrouw, die zich had voorgenomen ons weerbaar te maken: je mag er zijn en je laat je niet klein krijgen! Ze vond het belangrijk dat we erbij hoorden in de witte buurt waar we woonden en op onze witte school. En dat was ook zo; ik ben me nooit erg bewust geweest van onze huidskleur. Op school zeiden ze weleens dat ik een dikke neus had, maar daar zat ik niet mee. Al herinner ik me wel dat de leerkrachten hartelijk meelachten.
Tot mijn tiende ging ik vooral met jongens om. Ik hield van buitenspelen, viel in sloten, plaste buiten met mijn vriendjes op een rij – staand, dat kon ik toen – en kwam met kapotte kleren thuis. Mensen zagen me vaak aan voor een jongen. Maar dan riep ik: ‘Ik ben geen jongen, hoor, ik ben een meisje!’ Op zó’n verwijtende toon dat de volwassenen stamelden: ‘O, nou, sorry hoor.’
Geweldig vond mijn moeder dat, die brutaliteit, omdat het een teken was dat ik niet over me heen liet lopen. Ook nu nog zien mensen me soms aan voor een man. Dat vind ik wel leuk, ik geloof niet zo in die strikte scheiding tussen de seksen.
Op school was ik altijd de klos, omdat ik me theatraal gedroeg. Werden er stiekem briefjes doorgegeven, dan begon ik te proesten en kreeg ik straf. Ik wist het toen niet, maar de meester schijnt mijn moeder vaak te hebben gebeld. Zij praatte dan met hem mee: ‘Ja, ik weet het, ze is heel lastig.’ En daarna haalde ze haar schouders op en had het er nooit met mij over. Op de middelbare school hing een bord in de gang waarop de namen van kinderen die zich bij de rector moesten melden werden geschreven. Mijn naam werd nooit uitgeveegd. Als ik ’s ochtends binnenkwam, stond er al ‘Romana’. Absurd vond ik dat.
Ik wilde medicijnen studeren, maar kwam er op die school achter dat ik daar niet slim genoeg voor was. Dat ik actrice kon worden, kwam toen nog niet in me op.”

Heden

“Op het eindexamenfeest van de havo ben ik zo dronken geworden. De gymleraar heeft me naar huis gebracht, met een vuilniszak om mijn nek geknoopt zodat ik zijn auto niet zou onderkotsen. Ik was zestien en begon het uitgaansleven te ontdekken; Baileys en blue curaçao drinken met vrienden in de kroeg. Maar bij McDonald’s, waar ik een bijbaan had, ontmoette ik een aardige jongen die Jehova’s getuige was. Hij nam me een keer mee naar zijn kerk en ik voelde me daar ontzettend welkom. Belangrijker nog: ze hadden er antwoorden op alle existentiële vragen en angsten waarmee ik als puber worstelde. Ik besloot me te laten dopen. Thuis gingen we alleen met kerst naar de katholieke kerk, maar mijn moeder vond het prima dat ik me bij de Jehova’s aansloot. Daar was het veilig. Ik nam me voor om geen seks voor het huwelijk te hebben en braaf te leven, en ging in het weekend langs de deuren om het geloof te verkondigen.
Nadat ik op mijn negentiende toch seks had gehad met een jongen – een korte, vervelende ervaring – en dat opbiechtte aan de ouderlingen, werd ik een tweederangs gelovige. Ik moest achter in de gemeente zitten en mocht niet meer met anderen praten. Daardoor dreef ik steeds verder weg van de Jehova’s en werd ik uiteindelijk officieel uit de kerk gezet.
Ik had inmiddels een jaar geschiedenis gestudeerd en een opleiding sociaalpedagogische hulpverlening geprobeerd, maar het boeide me allemaal niet. Ik begon als model te werken, voor kunstenaars als Corneille, en als danseres in discotheken. Dat was een ruige tijd. Van de zomer van 1996 kan ik me niets meer herinneren zeg ik altijd, haha.
Vrienden van me werkten in een bordeel en vertelden dat daar snel geld te verdienen was. Ik dacht serieus: slim, dat zou ik ook moeten doen. Ik maakte zelfs een afspraak om een dag mee te lopen, maar had op de bewuste ochtend toch geen zin. Echt op die manier: geen zin. Ik dacht niet: het is niet goed om dit te doen of ik wil dit niet, maar ik was gewoon lui.
Eigenlijk had ik gewoon geen idee wat ik wilde in het leven. Tot ik me aanmeldde voor een workshop bij het Onafhankelijk Toneel – ik deed als hobby al aan theatersport. Regisseur Mirjam Koen zei tegen me: ‘Misschien moet je naar de toneelschool gaan.’ Een paar dagen later deed ik auditie in Arnhem en werd meteen aangenomen. Ik rolde uit de club zo het eerste jaar van de opleiding in. Dat voelde als thuiskomen. Na de Jehova’s was dit mijn tweede redding, want door het acteren ben ik serieuzer geworden.
Met elk project verdiep ik me verder in mezelf en het leven. In mijn studententijd leerde ik een leuke muzikant kennen. Ik wist meteen: hij wordt de vader van mijn kinderen – ook al vond ik meisjes leuker dan jongens. Dat heb ik eerlijk tegen hem gezegd: ‘Ik val ook op vrouwen.’ Misschien bedoelde ik ‘eigenlijk’, maar dat zei ik niet. Ik weet eerlijk gezegd nog steeds niet precies hoe dat zit. Ik denk dat ik biseksueel ben maar dat verwarrend vind en daarom liever lesbisch ben.
De laatste jaren heb ik alleen relaties met vrouwen gehad. Mannen vind ik snel saai, weinig uitdagend. Met vrouwen heb ik fellere ruzies, maar is het ook vertrouwder. Een lesbische relatie is voor mij de enige manier om compleet samen te vallen met een ander, alsof twee vrouwen beter in elkaar passen. De mannen met wie ik relaties had, waren meestal eerst gewoon vrienden.
André en ik hebben jarenlang een relatie gehad en hij werd de vader van mijn zoon, Charlie. Tijdens de zwangerschap stelde ik me voor hoe ons kind zou worden. Een witte muzikant als vader, een zwarte actrice als moeder; dat moest wel zo’n knappe, gemixte jongen worden, met groene ogen, sproeten en dreadlocks. Een kunstzinnig, buitengewoon kind. We kregen een jongen met klassiek autisme en een verstandelijke beperking, die onze toekomst in één klap veranderde.”

Toekomst

“Charlie is nu vijftien jaar, sterker dan ik en hij kan niet praten. Drie dagen in de week woont hij bij mij, de rest bij zijn vader, van wie ik tien jaar geleden ben gescheiden. Het wordt moeilijker om voor Charlie te zorgen, want hij kan soms agressief zijn en ik kan hem fysiek niet meer aan. Hij weegt 85 kilo. Ik heb een veiligheidscursus gevolgd en er zit sinds kort een slot op zijn speelkamer. In de nabije toekomst zal hij in een instelling moeten gaan wonen.
Mijn behoefte om voor hem te zorgen, neemt ook af. Ik voel me schuldig als ik dat zeg, want ik hou van hem, maar ergens is het ook een natuurlijk proces: meestal trekt een puber langzaam bij zijn ouders weg. Charlie heeft het ontwikkelingsniveau van een kind van vijftien maanden en doet dat niet. Maar ik merk dat het onmogelijk is om altijd de gevoelens vast te houden die je voor een dreumes hebt.
We kwamen er pas na een paar jaar achter wat er precies met Charlie aan de hand was, maar achteraf besefte ik dat ik vlak na zijn geboorte al iets had gemerkt. Ik zocht op de kraamafdeling van het ziekenhuis naar mijn zoon. In elk wiegje zag ik een baby vredig slapen. En toen zag ik Charlie: hij staarde met wijd opengesperde ogen in het niets. Ik schrok zo van die blik dat ik terug naar mijn bed ben gegaan. Het kraambezoek merkte ook zijn pokerface op, zelfs op ‘Kiekeboe’ reageerde hij niet.
Ik kon me niet aan hem binden, voelde me geen moeder. Ik begon zelfs een beetje een hekel aan hem te krijgen en werd boos op hem als hij niet wilde slapen of poep op de muur smeerde. Ondertussen wilde ik heel graag nog een kind. Mijn psycholoog zei: ‘Je gedraagt je alsof je nog geen kind hebt.’ Ik antwoordde: ‘Ik wil zo graag dat iemand ‘Mama’ tegen me zegt.’ Ik kon mijn moedergevoelens niet kwijt: Charlie herkende mij niet als zijn moeder, ik erkende hem niet als mijn kind.
Nadat zijn vader en ik uit elkaar waren – we konden elkaar niet vinden in de opvoeding – besloot ik mijn band met Charlie te versterken. Vanaf dat moment deden we alles samen: we aten uit één bord, sliepen in één bed. Eindelijk communiceerden we van hart tot hart en zo veranderde mijn moederschap van een opdracht in een verlangen om te zorgen. Gelukkig, want Charlie was al zes.
Hij is enig kind gebleven. Ik heb ongelooflijk veel van hem geleerd, over wat geduld is en hoe onuitputtelijk mijn kracht is. Sinds kort leert hij gebarentaal. Als hij twee keer met zijn hand op zijn wang tikt, betekent dat ‘mama’. Mijn wens is dus toch uitgekomen.
Ik denk dat Charlie alles begrijpt, maar dat niet kan laten zien. Stel je voor dat jij gewoon jezelf bent, maar je alleen kunt uiten door heen en weer te wiegen. Als je honger hebt, wieg je. Als je boos bent, wieg je. Als je verdriet hebt, wieg je. Na verloop van tijd denken mensen dat je niets begrijpt. Daarom vertel ik toch alles aan Charlie wat een vijftienjarige aan moet kunnen. Soms merk ik dat hij op zijn manier reageert: dan roept hij heel hard ‘Hiiieee!’ of valt-ie juist stil.
Door mijn leven met Charlie heb ik één kant van mezelf, die er vanuit mijn opvoeding al in zat, nog sterker ontwikkeld: de stoere, onaantastbare, soms harde kant. Niet zeuren, opstaan, doorgaan. Ik heb het lang moeilijk gevonden om mijn kwetsbaarheid te laten zien. Nog steeds trouwens. Ik praat makkelijk, maar je kwetsbare belevenissen delen is wat anders dan laten zien hoe je erdoor geraakt bent. Dat breekt me ook op in relaties. Laatst maakte ik het uit met mijn vriendin Yvette, omdat ze me afstandelijk vond en zei dat ik er niet voor haar was. Ik liep weg, maar ben bij haar terug, omdat ik er wat aan wil doen. Ik wil milder, zachter worden. Voor anderen en mezelf. Het mooie is dat ik die ontwikkeling als actrice al een tijdje doormaak. Eric de Vroedt, mijn regisseur bij Het Nationale Theater, kende mij als sterke actrice maar laat me juist kwetsbare vrouwen spelen. Langzaam begin ik te leren dat eerlijker zijn over wat je voelt en dicht bij je pijn blijven, minder energie kost dan het wegdrukken.”

Romana Vrede

Romana Vrede (Paramaribo, 1972) won in 2017 als eerste zwarte actrice de Theo d’Or (de Nederlandse toneelprijs voor beste vrouwelijke hoofdrol) voor haar rol in ‘RACE’. Bij haar vaste gezelschap Het Nationale Theater speelde ze in ‘The nation’ en is ze tot begin juni te zien in ‘De Oresteia’. Ook speelt ze in de tv-serie ‘Moordvrouw’ en schuift ze geregeld aan als tafeldame in DWDD. Romana heeft een relatie met Yvette en is moeder van Charlie (15).

Delen

Vorige
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors