Vorige

De levenslessen van schrijver Koos Meinderts

‘Mooi als iets een mysterie blijft’

Schrijver Koos Meinderts heeft zo’n vijftig titels op zijn naam staan. Hij ergert zich eraan dat mensen in zijn vak snel tevreden zijn, omdat het toch maar voor kinderen is. ‘Esthetiek is in mijn ogen ook een vorm van ethiek.’

Les 1 – Koester het geheim

“Ik heb eens een liedtekst geschreven over een molenaar die zijn vrouw een cadeau geeft. Zij besluit het niet te openen, want dan kan alles er nog in zitten, ook niets. Zolang je het pakje dicht laat, heb je meer dan wanneer je het uitpakt. Soms is het mooi als iets een mysterie blijft. Het grootste raadsel is natuurlijk dat van het leven. Waar kom je vandaan, waar ga je naartoe en wat moeten we hier? In mijn jeugd bood de katholieke kerk antwoorden.
Ik was een heel gelovig jongetje. Dat er naast mijn vader van vlees en bloed nóg een vader in de hemel was die voor ons zorgde, vond ik een fijne gedachte. En dat die vader dan ook nog een moeder had, vond ik helemaal mooi. (Zingt:) ‘Hoor ons roe-hoepen, o moe-hoeder van God.’ Ik geloofde echt dat de wijn tijdens de mis in het bloed van Christus veranderde. En ik weet nog dat ik ‘s avonds onder een lantaarnpaal mijn rozenkrans bekeek en dat die door de verlichting een heel andere kleur had dan normaal. Een wonder, dacht ik. Soms vind ik het jammer dat ik dat gevoel ben kwijtgeraakt.
Maar ik werd ouder en ging nadenken: lazer op, dat kan helemaal niet met die wijn! Als we naar de kerk gingen, zat ik met mijn broertjes zo ver mogelijk achterin, zodat we konden kaarten. In die banken heb ik ook leren rijmen. Om mijn broers aan het lachen te maken, rijmde ik steeds op de laatste woorden van de pastoor. ‘Brood en wijn… een kop als een wild zwijn’, dat soort dingen, tot we stikten van het lachen. Wat er werd gepreekt, stond me niet altijd aan. Als puber ben ik een keer demonstratief de kerk uitgelopen toen meneer pastoor zei dat homoseksuelen niet deugen.
In die jaren ging ik steeds minder vaak mee naar de kerk. Mijn ouders vonden dat niet leuk, maar maakten er geen ruzie over. Op weg naar de volwassenheid verdween het geloof uit mijn leven. Het raadsel van het leven houdt me nog wel bezig, maar ik heb niet de behoefte aan pasklare antwoorden. Ik koester het geheim, zoals de molenaarsvrouw. Ik zeg weleens: Ik geloof niet in God, maar ik weet niet of Hij het ermee eens is. Dat vind ik mooi, dan sluit je niets uit. Twijfel is misschien wel het hoogste wat er is. Ik kan daar beter mee leven dan met een kerk die zegt hoe God wil dat ik leef.”

Les 2 – Als je iets doet, doe het dan goed

“Ik kan er slecht tegen als mensen zich ergens met een jantje-van-leiden vanaf maken. Als je iets doet, waarom zou je het dan niet meteen goed doen? In mijn vak lijkt het soms alsof mensen snel tevreden zijn, omdat ze denken: het is maar voor kinderen. Het erge is dat het soms nog werkt ook. Ik kan me daar erg over opwinden. Neem de liedjes die jaarlijks rond de Kinderboekenweek voor Kinderen voor Kinderen worden geschreven. Organisator CPNB huurt daarvoor kinderboekenschrijvers in, die niet hebben bewezen dat ze liedjes kunnen schrijven. Er komt vaak een vreselijke tekst uit met een beetje Engels erin, want dat spreken kinderen, en daar wordt dan een waardeloze muzikale saus overheen gegooid en een apendansje bij bedacht.
Liedjes schrijven is een vak en er zijn genoeg schrijvers die dat onder de knie hebben, dus waarom dan iemand vragen die het niet kan? Kinderen voor Kinderen begon met auteurs van het Schrijverscollectief, waar mensen als Willem Wilmink en Hans Dorrestijn in zaten. Zelf heb ik ook vijftien liedjes voor ze geschreven. De nadruk lag altijd op de tekst.
Tegenwoordig probeert Kinderen voor Kinderen te lijken op Studio 100 van K3. Nog smeriger vind ik dat. Waarom zetten we daar niet iets moois tegenover? Een goed lied zit ambachtelijk stevig in elkaar, is intelligent en schuwt het gevoel niet. Er moet een hoop in te ontdekken zijn. Zo heb ik een liedje geschreven over de familie Bastiaan, waar dreiging in zit zonder dat er precies wordt gezegd wat er aan de hand is.

‘Ze kregen op een dag bezoek
van drie heren met een opschrijfboek
en die schilderden een kruis
op de gevel van hun huis.

De familie Bastiaan,
Wat hebben ze misdaan?’

Het gaat voor mij over vervolging, maar dat zeg ik nergens. Kinderen die het horen, gaan erover nadenken. ‘Ik heb een keer een boom gezien met een kruis erop en die werd omgehakt’, zei een kind eens toen ik dit lied had voorgelezen. Met zo’n tekst geef je iets, een gedachte die langer blijft hangen. Daarmee wil ik trouwens niet zeggen dat alle kinderliedjes serieus en diepzinnig moeten zijn. Er is niks mis met een gek, up-tempo-nummer. Eén van de briljantste carnavalskrakers vind ik ‘Weet je wat ik graag zou willen zijn? Een bloemetjesgordijn!’
Het gaat erom dat het binnen het genre kwaliteit heeft. Mijn jeugdvriend Harrie Jekkers en ik hebben samen veel liedjes geschreven en waren niet snel tevreden. ‘Het rijmt wel, maar het dicht niet’, zeiden we dan. Esthetiek is in mijn ogen ook een vorm van ethiek. Als je zegt dat iets mooi moet zijn, in dit geval een lied, laat je zien dat je er niet onverschillig mee omspringt, maar er aandacht voor hebt.”

Les 3 – Trouw 224 keer

“Pas op mijn 27ste kreeg ik mijn eerste verkering. Voor die tijd interesseerde de liefde me wel, maar voelde ik niet de behoefte om me te binden. Ik vond het veel leuker om met mijn vrienden van de havo om te gaan. Wij noemden onszelf het dynamic quartet. Jekkers, Parelmoer, Klaassen en Koos. Ik was de enige met een voornaam. Waarschijnlijk omdat de anderen twee jaar ouder waren dan ik en zij uit Den Haag kwamen en ik uit Loosduinen. Samen ouwehoerden we eindeloze avonden over het leven en probeerden we teksten van Leonard Cohen te verklaren. We snapten er weinig van, maar konden er uren over praten.
Met mijn vrouw, Annette Fienieg, begon het net zo. Ze was aanvankelijk meer een vriendje, met wie ik samen in een studentenhuis woonde. We gingen naar de kroeg, het theater en zelfs op vakantie. Het was puur platonisch: als we bij elkaar in bed lagen, namen we het hele leven door. Er zijn momenten geweest dat we werk hadden kunnen maken van een liefdesrelatie, maar we waren allebei bang om daarmee onze vriendschap te vergooien. Op een verjaardag hebben we uiteindelijk toch gezoend en sindsdien horen we bij elkaar. Ik heb er geen seconde spijt van gehad. Dat onze relatie zo stabiel is, heeft denk ik met die vriendschappelijke aanloop te maken. We werken ook nog veel samen: Annette illustreert nagenoeg al mijn boeken.
Als ik op scholen optreed, vragen kinderen altijd of ik getrouwd ben. ‘Ik ben de enige man in Nederland die wel 224 keer getrouwd is met dezelfde vrouw’, zeg ik dan. Officieel zijn we nooit in het huwelijk getreden, maar jarenlang zijn we in elk kerkje dat we op vakanties tegenkwamen getrouwd. Onze zoon Thijs wilde op een gegeven moment ook meedoen. ‘Dus’, zeg ik dan tegen die schoolklassen, ‘ik ben ook nog eens heel vaak met mijn eigen zoon getrouwd! Als het maar liefde is.’ Annette en ik zeggen vaak tegen elkaar dat we van elkaar houden. Dat moet ook, vind ik. Het leven kan zo afgelopen zijn en dan heb je het maar gezegd. Af en toe kan ik, als ik naar Annette kijk, volschieten. Dan ontroert het me dat ik zo dicht bij iemand mag zijn.”

Les 4 – Je kind is van glas

“De geboorte van mijn zoon heeft mij een banger mens gemaakt. De verantwoordelijkheid voor hem joeg mij op een bepaalde manier angst aan. Voor Annette voelde ik me natuurlijk ook verantwoordelijk, maar op een ander niveau. Zij was volwassen en zou het ook zonder mij wel redden. Thijs was een kind dat op mij rekende. Ik mocht niet meer doodgaan of mijn leven verkloten, want ik moest er voor hem zijn. Toen hij net op kamers was, zei hij een keer tegen mij: ‘Als jullie dood zouden gaan, zou ik dat verschrikkelijk vinden, maar ik zou het redden.’ Hij had zelf niet door wat een opluchting dat voor mij was. Het vaderschap bracht mij natuurlijk ook de angst dat er iets met Thijs zou gebeuren. Ik schreef daarover in het gedicht ‘Het regent zonlicht’:

‘Hoor haar moeder
zingt een liedje
voor haar dochtertje van glas:
God behoed haar
voor de kraaien
en de allereerste kras,
voor de hobbels
en de kuilen
en het snijden van het gras.’

Nu Thijs groot is en op zichzelf woont, maak ik me minder zorgen. Hij redt zich wel.”

Les 5 – De dood is dichtbij

“De dood komt altijd terug in mijn verhalen. Dat komt ongetwijfeld doordat mijn vader vroeg is gestorven. Als kind ervoer ik zijn aanwezigheid als vanzelfsprekend. Hij was er gewoon en dat was mooi en zou altijd doorgaan.
Hij werkte als tuinder en later bij de plantsoenendienst. Ik mocht weleens mee als hij grasvelden ging maaien. Had-ie zo’n grote zeis over zijn schouder. Prachtig vond ik dat, net Meneer de Dood. Rond mijn negentiende ging ik meer nadenken over mijn vader als mens. Maar net toen er een volwassen contact begon te ontstaan, werd de stekker eruit getrokken. Longkanker. Gelukkig hebben we elkaar nog kunnen laten weten dat we van elkaar hielden. Maar sindsdien ben ik me er zeer van bewust dat de dood altijd dichtbij is.”

Les 6 – Erkenning is mooi, maar ook lastig

“Erkenning is voor mij belangrijker dan ik wil toegeven. Ik ben geneigd om een prijs, een lovende recensie of andere positieve reacties sterk te relativeren, omdat ik niet ijdel wil zijn. Tegelijkertijd ben ik natuurlijk gewoon een sterveling die het fijn vind om een compliment te krijgen. Erkenning maakt me vaak ook verlegen. Op een familiedag wandelden we eens langs de Haagse Koos Meindertsschool en voelde ik me vreselijk ongemakkelijk, terwijl ik het óók leuk vind dat die school naar mij is vernoemd.
Ik neem mijn werk serieus en wil graag dat wat ik schrijf en hoe ik schrijf ertoe doet. Heel wat mensen uit het vak denken dat ik veel prijzen heb gewonnen. Ik heb één Zilveren Griffel gekregen, in 2009, voor het prentenboek ‘Ballade van de Dood’, dat eigenlijk een heruitgave was van een liedtekst die ik samen met Harrie Jekkers al in 1985 had geschreven. Zei iemand bij de uitreiking: ‘Zo, alweer in de prijzen?’ Het was mijn eerste keer en ik moest hem nog delen ook! (lacht) Voor mijn jongerenroman ‘De zee zien’ kreeg ik onlangs de Boekenleeuw, de Vlaamse Gouden Griffel, dat vond ik erg leuk.
Het hoeven natuurlijk niet altijd prijzen te zijn. Mijn zus leest mijn boeken meestal, maar stuurde laatst voor het eerst een kaartje, omdat mijn nieuwste boek ‘Naar het noorden’ haar had overdonderd. Dat deed me wel wat.”

Koos Meinderts

Schrijver Koos Meinderts (1953) heeft meer dan vijftig (kinder-) boeken op zijn naam staan, waaronder prentenboeken als ‘De vuurtoren’, poëziebundels als ‘Het regent zonlicht’, de trilogie ‘Keizer’ voor kinderen vanaf acht jaar, en twee romans voor (jong-) volwassenen: ‘Lang zal ze leven’ en ‘De zee zien’. Zijn nieuwste, ‘Naar het noorden’, gaat over de Hongerwinter en is door Trouw uitgeroepen tot één van de vijf beste kinderboeken van 2016. Zijn boeken worden meestal geïllustreerd door zijn vrouw, Annette Fienieg. Meinderts schreef musicals en veel liedteksten met en voor zijn jeugdvriend, cabaretier Harrie Jekkers en diens Klein Orkest. In 1991 wonnen zij samen de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied, Meinderts kreeg in 2012 de Willem Wilminkprijs voor het beste kinderlied uitgereikt.

Aanvulling 2023: Meinderts ontving later in het jaar dat dit interview werd geplaatst de Gouden Griffel 2017 voor ‘Naar het noorden’ en in 2020 een Zilveren Griffel voor het prentenboek ‘De man met de zeegroene ogen’.

Delen

Vorige
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors