Vorige

Loser is al (te) vaak de held

  • Uit Trouw
  • Datum 5 oktober 2011
  • Tekst Bas Maliepaard
  • Foto Shamia Casiano

Het thema van de Kinderboekenweek, die vandaag start, is ‘superhelden’. Toch zijn juist boeken over losers populair. Althans, die over humoristische of heldhaftige losers. Waarom eigenlijk?

Wat schiet u het eerst te binnen bij het woord superheld? Ongetwijfeld een knappe krachtpatser met bovenmenselijke eigenschappen in een niets verhullend, strak pakje en een wapperende cape. U denkt aan Superman, Batman of Spiderman. In elk geval aan een man en dat is helemaal niet zo gek, want de mannelijke superhelden uit action comics en films zijn nu eenmaal beter in ons collectieve geheugen opgeslagen dan de schaarse vrouwelijke.

Ook het thema van de Kinderboekenweek, ‘Superhelden’, heeft hierdoor een mannelijke connotatie en dat is misschien niet eens verkeerd. Het is algemeen bekend dat jongens minder lezen dan meisjes en hun heil liever zoeken in games of strips waar het, in tegenstelling tot de jeugdliteratuur, wemelt van de action heroes. Misschien heeft organisator CPNB hier (onbedoeld) een vinger op de zere plek gelegd: jongens hebben behoefte aan actie en superhelden en dáárom lezen ze zo weinig!

Daar zit ongetwijfeld een kern van waarheid in, maar toch gaat deze stelling te kort door de bocht. Hoe is anders die immense populariteit van ‘Het leven van een loser’ van Jeff Kinney te verklaren? Juist jongens smullen van deze komische boekenserie over het lulletje rozenwater Bram Botermans, een ondermaatse brugklasser tussen ‘gorilla’s die zich twee keer per dag moeten scheren’ en die hem natuurlijk pesten. Hij is allesbehalve een macho rolmodel.

Bram vertelt in zijn logboek (een dagboek is voor meisjes!) hoe hij zich een weg door het leven struikelt. Dat hij in de leerlingenraad wil, is al tamelijk loser-achtig, maar dat hij zijn kandidatuur verpest natuurlijk helemaal! Ook zijn baantje als klaar-over voor de kleuters mislukt en de zwemtraining probeert hij te ontlopen door zich bibberend in de wc op te sluiten. Zo moddert Bram door.

In het echte leven kunnen dit soort kinderen op weinig sympathie of medeleven rekenen; het zijn de mietjes, de nerds, de pispaaltjes op het schoolplein. Maar de boeken over hen zijn wel een succes. In navolging van Bram’s logboeken verschenen ook het Nederlandse equivalent ‘Nerd alert’ van Marion van de Coolwijk en Kinney’s inspiratiebron ‘Niek de Groot – Brokkenpiloot’ van Lincoln Peirce.

De boeken hebben hun grappige toon en dito cartoons met elkaar gemeen. Het doel is duidelijk: we mogen lachen om de loser. Dat fenomeen is natuurlijk niet nieuw en beperkt zich ook niet tot de kinderliteratuur. Denk alleen al aan stripfiguren als Donald Duck en film- en televisie-iconen als Charlie Chaplin of Mister Bean.

Maar de lach die de fictieve loser ten deel valt, is een andere dan die op het schoolplein. Boeken waarin de pesterijen of mislukkingen pijnlijke, meer realistische vormen aannemen, omarmen kinderen niet massaal. Een kinderboek met een treurige loser in de hoofdrol is in elk geval nooit zó’n bestseller geworden als de boeken over Bram Botermans.

De loser die de hoofdrol speelt (voor bijrollen ligt het anders) moet op de één of andere manier een aantrekkelijk personage blijven. Bijvoorbeeld doordat hij ondanks alles altijd zijn goede humeur bewaart, over een ongekende portie zelfspot beschikt, zijn outsiderpositie op een coole manier cultiveert, respect afdwingt met zijn bovenmatige intelligentie of op vaak onrealistische wijze wraak neemt op zijn belagers.

Grasduinend door de jeugdliteratuur kom je genoeg van dat soort losers tegen, op een enkel meisje na alleen maar jongens. Denk alleen al aan het allereerste komische kinderboek in Nederland: ‘Uit het leven van Dik Trom’ van C. Joh. Kieviet. Dirk is tonnetje rond en kan tot hilariteit van velen de r niet zeggen. Hij heeft kromme benen en blijkt op school niet bijster slim. Een sukkel van de bovenste plank, zou je zeggen, maar hij kan goed kattenkwaad uithalen én lacht gul om zijn eigen oenigheid.

Iwan Olsen is ook een mooi voorbeeld. De domste van de klas en zo slecht in gymnastiek dat zijn bloedeigen vader hem Pudding Tarzan doopt. Maar op een dag neemt de jongen wraak, als een heks hem echte Tarzan-krachten geeft. De schrijver van ‘Pudding Tarzan’, Ole Lund Kirkegaard, helpt de lezer nog even herinneren: ‘Het klinkt heel grappig – dat Iwan Olsen nogal wat klappen opliep en zo. Maar dat was het niet. Niet voor Iwan Olsen tenminste.’ Goed punt, want het is maar de vraag of kinderen die in het echte leven ‘de loser’ zijn om dit soort verhalen kunnen lachen.

Het type ‘miskende intellectueel’, dat zijn impopulariteit vertaalt naar een zeker superioriteitsgevoel, kom je veel tegen in puberboeken. Adrian Mole is het bekendste voorbeeld, de jongen van 13 ¾ jaar oud met een kop vol acne, uit de boeken van Sue Townsend. De humoristische dagboekvorm waarin hij zijn zelfmedelijden giet, heeft velen geïnspireerd tot jongensdagboeken. Recent nog Tim Collins met ‘Dagboek van een vampier watje’, dat niet alleen inspeelt op de populariteit van loserliteratuur, maar ook die van de romantische vampierserie ‘Twilight’ van Stephenie Meyer.

De lijst met losers waar we om kunnen lachen is eindeloos: van prentenboeken als ‘Bang Mannetje’ (die zijn angst overwint) en ‘Een ober van niks’ (die clown wordt) tot ‘Mees Kees’ (woont nog bij zijn moeder en kan geen lesgeven, maar is juist daarom een geweldige meester) en Arnold Spirit Junior uit ‘Dagboek van een halve indiaan’ (slist, stottert, heeft een waterhoofd, maar krijgt het populairste meisje van de school).

Maar losers die tot hun eigen verdriet losers blijven? Die kom je in de kinderliteratuur nauwelijks tegen. Af en toe in een probleemboek, maar zelfs dan gloort er meestal hoop aan de horizon. Blijkbaar willen we alleen over een loser lezen als hij ergens in slaagt, al is het maar in geestig zijn. Dan is hij tóch een klein beetje een held, een antiheld, waarmee we ons nog wel durven identificeren.

In die zin verschilt de aantrekkingskracht van de loserliteratuur misschien niet eens zoveel van die van superheldenstrips, -games en -films. Want ook al willen alle jongens een onverslaanbare Superman zijn, diep in hun hart weten ze best dat de kans dat ze een Bram Botermans of een Adrian Mole worden groter is. De sociale prestatiedruk is hoog, de (middelbare) school een jungle en jongens dwingen nog steeds vooral respect af als ze zich stoer en sportief gedragen. Zonder bovenmenselijke krachten is dat best een opgave.

De held in de loser staat, kortom, dichterbij ons dan de action hero en daarom lezen we zo graag over hem. Het droombeeld versus het opgeleukte angstvisioen: we hebben het allebei nodig. Wellicht verschijnen er deze Kinderboekenweek eindelijk eens een paar boeken waarin veel actie en superhelden voorkomen. Die macho rolmodellen missen jongens nog, de heldhaftige loser hebben ze al massaal omarmd.

Delen

Vorige
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors