Vorige

Wie erft herinneringen?

  • Uit Flow 7
  • Datum 2018
  • Tekst Bas Maliepaard
  • Foto Privébezit

Al tien jaar lang neemt journalist Bas Maliepaard zich voor de mooie verhalen van zijn oma op te schrijven. En al net zo lang lukt het hem niet. Tot nu.

“Dat verhaal heb ik je toch weleens verteld?” Mijn 91-jarige oma zegt het in bijna elk gesprek dat ik met haar voer. En dan antwoord ik meestal met ja, maar vertelt ze het toch nog een keer. Ik vind dat niet erg, integendeel: het zijn bijzondere verhalen waar ik graag naar luister. Vaak gaan ze over de Tweede Wereldoorlog, die zij als tiener bewust meemaakte. Ze vertelt over haar vader, die bij het verzet zat en gevangen werd genomen. Over de onderduikers in huis, de razzia’s in het dorp, het stiekeme luisteren naar Radio Oranje en over haar moeder, die in de Hongerwinter difterie kreeg.

Maar het vaakst vertelt ze over Zilly, het joodse meisje van haar leeftijd dat in de oorlog gescheiden raakte van haar ouders en zus en door het verzet bij oma’s grootouders in Renkum werd ondergebracht. Zilly’s zus werd op zeventienjarige leeftijd vermoord in Auschwitz. Zijzelf overleefde de oorlog – onder de naam Annie van der Koren – en werd na de bevrijding herenigd met haar ouders, die naar Engeland waren gevlucht. Oma is tot op de dag van vandaag met Zilly bevriend gebleven (de foto hiernaast is genomen in 1943, links Zilly, rechts [oma] Dinie).

Ik verbeeld me dat ik de details van deze aangrijpende verhalen vanzelf zal onthouden als ik ze maar vaak genoeg hoor. Toch is dat niet zo. Als oma vertelt, denk ik meestal: o ja, zó zat het. En na zo’n gesprek: ik moet die verhalen gaan opschrijven.

Dat denk ik al meer tien jaar en ik ben niet de enige in de familie bij wie die gedachte zo nu en dan opkomt. We weten allemaal dat de verhalen anders vervliegen als oma er niet meer is. Dat zou jammer zijn, omdat ze over een ingrijpend deel van onze recente familiegeschiedenis gaan; over de karaktereigenschappen, keuzes en belevenissen van de mensen uit wie wij voortkomen en op wier schouders wij staan.

Wortels

Voor veel mensen is het belangrijk om dat soort verhalen te kennen, omdat je familiegeschiedenis deel uitmaakt van je identiteit. Het beste bewijs daarvan is misschien wel dat veel geadopteerden die nauwelijks iets over hun achtergrond weten, dat als een groot gemis ervaren. Ik heb zelf twee geadopteerde kinderen en realiseer me daardoor heel goed dat ik van geluk mag spreken dat mijn wortels voelbaar en zichtbaar zijn. Ik hoef maar een fotoboek open te slaan of mijn ouders en oma te bevragen, en het recente verleden van mijn familie ontsluit zich.

In haar boek ‘Hoe schrijf je een familiegeschiedenis?’ citeert Marijke Hilhorst de Hongaarse schrijver György Konrád, over het belang van de familiehistorie: ‘Je bent de zoon of dochter van een vorige generatie. Niet de officiële geschiedenis maar de persoonlijke, van geboorte, hartstocht, erotiek, dood geeft gewicht.’ En inderdaad: als ik lees hoe de Duitsers Nederland binnenvielen, kan ik me daar wel wat bij voorstellen en vind ik dat interessant, maar die gebeurtenis komt op een heel andere manier binnen wanneer ik oma hoor vertellen over hoe ze op een ochtend zware vliegtuigen zag overkomen en er meteen spanning in de lucht hing. Vliegtuigen zag je nauwelijks in die tijd, dus dit kon weinig anders betekenen dan oorlog. Mijn oma weet nog wat haar moeder erover zei: “Wat laag, wat laag. Als ik een lange stok had, kon ik ze zo aanraken.”

Ik sprak met mijn moeder en haar zus over de verhalen van mijn oma, en zij gebruikten afzonderlijk van elkaar min of meer dezelfde woorden om de betekenis ervan te omschrijven. Mijn moeder: “Het is een verrijking van mijn eigen leven dat ik die verhalen ken, mijn leven wordt op die manier gevoed door het verleden.” En mijn tante: “Het leven dat ik nu leid, heeft alleen maar kunnen ontstaan door het leven dat mensen voor mij hebben geleefd. Ik vind het een rijkdom dat ik mijn geschiedenis ken.”

Kleine stukjes verhaal

Dat je familiegeschiedenis je identiteit mede bepaalt, verklaart waarschijnlijk de populariteit van de postorder-DNA-testen waarmee je kunt achterhalen waar ter wereld de generaties voor je vandaan kwamen, maar ook die van het klassieke genealogisch onderzoek. Er zijn talloze mensen die hun familiegeschiedenis uitpluizen, die stambomen natrekken en in archieven uren microfiches bekijken om zo veel mogelijk details over de levens van hun voorouders boven tafel te krijgen.

Al zou ik het meer dan leuk vinden om te weten hoe mijn voorouders zich over de aarde hebben bewogen en waar mijn wonderlijke achternaam precies vandaan komt; dat tijdrovende speurwerk trekt me niet zo. Maar als het gaat om de verhalen van mijn oma, voel ik wél de behoefte om die vast te leggen. Ik denk omdat het verse verhalen zijn, uit de eerste hand, van een levend mens (ik ben niet voor niets interviewer geworden). Dat levende mens is bovendien mijn eigen oma, met wie ik een goede band heb, en niet een gezichtsloze naam hoog uit mijn stamboom. Het vastleggen en bewaren van haar verhalen heeft een directe, emotionele waarde. Het is een immateriële erfenis, zou je kunnen zeggen, iets van haar wat blijft als ze er niet meer is. Geen oude klok, geen kop en schotel, geen foto, maar een verhaal.

De grote vraag is natuurlijk waarom ik die verhalen dan nog steeds niet heb vastgelegd. Ik vrees dat het antwoord heel simpel en niet zo fraai is: het is er niet van gekomen. Ik vroeg mijn moeder en tante ernaar: hebben zij het weleens overwogen? Ja, antwoordden ze. Maar zoals mijn moeder het treffend formuleerde: “Als ik bij oma zo’n verhaal hoor, neem ik me vaak voor er iets mee te gaan doen, maar vervolgens moeten er boodschappen worden gedaan en moet het gras gemaaid, en zakt dat idee weer weg.”

De waan van de dag, laksheid voor mijn part: ik herken het helemaal. En als oma komt te overlijden, hebben we allemaal spijt dat we kleine stukjes verhaal kennen, maar niemand precies weet waar die thuishoren in de grote puzzel.

Naamsverandering

Maar er is nog iets wat het vastleggen tot nu toe in de weg heeft gestaan: te grootse plannen. Ruim tien jaar geleden deed ik een serieuze poging. Ik had het idee dat ik als pas afgestudeerd journalist de geschiedenis van de vriendschap tussen oma en Zilly weleens even zou uitzoeken en opschrijven. Voor de familie, maar het kon ook best een boek worden, droomde ik.

Vlak na de oorlog emigreerde Zilly naar de Verenigde Staten en omdat haar naam in het Engels onnozel klonk, noemde ze zich vanaf dat moment Celia. Het was de tweede naamsverandering in korte tijd – mijn oma noemde haar nog lang daarna uit gewoonte Annie. Slechts één keer kwam ze terug in Nederland, in de jaren zestig. Maar dat bezoek riep bij haar zo veel emoties op dat ze besloot nooit meer voet op Europese bodem te zetten. Toch was ‘tante Celia’ in onze familie altijd op de achtergrond aanwezig. In mijn moeders jeugd stuurde ze dozen met kinderkleren; moderne, Amerikaanse kleding die hier niet verkrijgbaar was. En ook in mijn kindertijd kwamen er ansichtkaarten en cadeaus uit Amerika.

Mijn oma bezocht haar door de jaren heen verschillende keren en in februari 2008 zou ze opnieuw naar Miami vliegen om de tachtigste verjaardag van haar vriendin mee te vieren. Ik zag mijn kans schoon en vroeg Celia per mail of ik mee mocht komen. Uit mijn mail van 5 december 2007: ‘Ik ben al een tijd van plan om de oorlogsverhalen van mijn oma, uw vriendin Dinie, op te schrijven. Zij vertelt regelmatig over haar ervaringen, maar nooit het hele verhaal in de goede volgorde. Ik geloof dat haar héle verhaal waardevol is voor onze familie en misschien zelfs voor meer mensen. Oma vertelt vaak over de tijd dat u bij haar grootouders ondergedoken zat en over uw vriendschap met haar. Onze familiegeschiedenis is door de oorlog onlosmakelijk met de uwe verbonden. Ik zou graag met oma naar Miami reizen om u te ontmoeten. Ik zou samen met u en oma over de oorlog willen praten, om het verhaal compleet te kunnen opschrijven.’

Ze antwoordde dat ik welkom was en dat ze blij was dat oma niet alleen zou reizen, maar repte met geen woord over mijn verzoek om met haar over de oorlog te praten. Eenmaal in The Sunshine State probeerde ik tussen bezoekjes aan de Everglades en shabbat dinner met haar familie door herhaaldelijk over de oorlog te beginnen. We hadden twee voorzichtige gesprekken aan haar keukentafel. Oma haalde herinneringen op, in de hoop dat Celia die zou aanvullen, maar zij wist veel niet meer (of had het stevig achter slot en grendel weggestopt). Het was duidelijk dat ze liever niet over de oorlog sprak.

Het was een onvergetelijke reis, maar mijn plannen bleken al snel te ambitieus. Ik stapte met flarden verhaal, opgetekend in een schriftje, weer in het vliegtuig en wist thuis niet goed wat ik ermee aan moest. Mijn prille bestaan als freelance journalist eiste al gauw alle aandacht op, het schriftje verdween in de kast. Daar ligt het nog steeds.

Aan de keukentafel

Nu, tien jaar later, dringt de tijd meer dan ooit. Oma is hoogbejaard, al vindt ze dat woord ongetwijfeld niet bij zichzelf passen. Maar de kans is desondanks heel klein dat ik nog eens tien jaar kan wachten. Daarom heb ik besloten een nieuwe poging te doen, maar deze keer begin ik klein en houd ik het vooralsnog simpel: aan oma’s keukentafel met een opnameapparaat. Ik heb inmiddels geleerd dat grootse plannen mooi zijn, maar ook remmend kunnen werken. Het hoeft niet (meteen) compleet, tot op de bodem uitgezocht, heel spannend opgeschreven en voorzien van het juiste beeld in boekvorm te verschijnen. Het belangrijkst is: de verhalen vangen voor het te laat is.

Ik heb oma gebeld en we hebben een datum geprikt, over drie weken. “Je moet dus nog wel even blijven leven,” heb ik er voor de zekerheid bij gezegd. Daar kon ze wel om lachen. Ik geloof dat ze het een goed idee vond, praten over de oorlog en gewoon alles opnemen. We beginnen bij het begin, bij die lage vliegtuigen, of misschien nog iets eerder. En dan proberen we eerst die vijf ingrijpende oorlogsjaren – voor zover het gaat chronologisch – door te komen. En dan? Wie weet dat ik dan toch ook Celia, met wie ik sinds onze reis geregeld bel, nog eens vraag om te praten. Maar eerst oma, eerst haar verhalen. Verhalen die ik al zo vaak heb gehoord, maar waar ik graag ook de rest van mijn leven nog naar blijf luisteren.

Update 2023: Inmiddels heb ik vier opnamesessies met mijn oma gehad en staat er ruim acht uur verhaal op de ‘band’. Het is heel geruststellend dat die herinneringen nu zijn vastgelegd en niet meer kunnen vervliegen. Oma leeft nog steeds, inmiddels 96 jaar oud. Celia overleed in juni 2020. Mijn oma en zij waren op dat moment 78 jaar bevriend.

Verder lezen

‘Hoe schrijf je een familiegeschiedenis?’, Marijke Hilhorst (Augustus)
‘Familieverhalen – De kunst van het schrijven over je naasten’, Tanny Dobbelaar (Ambo)

Archiveren kun je leren

Familieverhalen bewaren is een mooi idee, maar waar begin je? Vier opstarttips.
1. Bedenk dat je niet meteen een uitputtende familiegeschiedenis hoeft te schrijven. Die paar mooie verhalen van dat dierbare familielid vastleggen is ook al mooi. Houd het klein en dicht bij jezelf: wat interesseert jou het meest?
2. Kies een vorm die bij je past en haalbaar is. Gesprekken voeren en opnemen kan, maar ook: een brief- of mailwisseling met je familielid over zijn belevenissen, samen oude fotoboeken doorkijken en opschrijven wie er op de foto’s staan en wat het verhaal erachter is, samen belangrijke plekken bezoeken en daar foto’s maken, familierecepten of spulletjes met een verhaal verzamelen of iedereen in de familie vragen een bijzondere herinnering op te schrijven.
3. ‘Ga er maar van uit dat elk begin een goed begin is,’ schrijft Marijke Hilhorst in haar boek ‘Hoe schrijf je een familiegeschiedenis?. ‘Of het nou de geboorte van moeder is, de dood van vader, het huwelijk van de grootouders, een afschuwelijke dag in juni 1963, een heugelijk feit uit 1888, het grote bevrijdingsfeest, het begin van de oorlog – het doet het er helemaal niet toe.’ Kortom: begín.
4. Wil je een uitgebreide familiegeschiedenis schrijven, dan kan een workshop of cursus zinvol zijn, bijvoorbeeld aan de Volksuniversiteit. Of lees er een boek over.

Hun familieverhalen

Benieuwd naar de ervaringen van anderen vroeg Bas op Facebook hoe mensen omgaan met hun familieverhalen. Hier een aantal reacties.

Liedjes

Els Aerts (41): “Mijn oma heeft een bijzonder leven geleid. Geen vrolijk leven. Na haar dood vonden we een dagboek en brieven van haar x-man in haar bankkluis. Ik heb er altijd iets mee willen doen, maar dat viel stil. Nu ben ik een serie liedjes over haar aan het schrijven. Ik praat met mensen die haar hebben gekend en samen met de brieven, foto’s en mijn eigen herinneringen probeer ik haar verhaal te reconstrueren. Misschien om haar beter te begrijpen. En ik mis haar nog elke dag, dus dit is een manier om haar verder te laten leven.”

Familiekoekjes

Enzo Pérès-Labourdette (27): “Ik schrijf onze familierecepten op. Het is heel leuk om de invloeden van alle generaties voor mij te zien, en aan de recepten zitten herinneringen vast. Ik heb veel overgeschreven uit het schriftje van mijn Franse oma met recepten van haar moeder. Ze had een banketbakkerij in Algerije, dus er staat veel gebak en koek in. Van oma zelf komt onder meer een joodse salade van geroosterde paprika’s. Mijn Britse opa kookte veel Indiaas. De recepten van zijn curry’s heb ik zo goed mogelijk nagemaakt.”

Verzameling

Eva Moraal (36): “In mijn familie ben ik al jaren ‘het archief’. Ik verzamel alles wat ook maar iets met onze familiegeschiedenis te maken heeft. Of het nou bijzonder is of niet: foto’s, ansichtkaarten, brieven, dia’s, rapporten, oude agenda’s, enzovoort. Mijn grootouders heb ik veel geïnterviewd en mijn oma schonk me zelfs haar memoires. Ik vind het mooi dat de verhalen beschrijven hoe gewone mensen leefden. Een enkele keer raken ze de Grote Geschiedenis. Zoals de brief van mijn opa die ik in het archief vond, waarin hij pleit voor het vrijlaten van zijn ‘foute’ halfbroer na de oorlog.”

Delen

Vorige
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors